Een commentaar op de statuten van de Beach Management
Authority
door Amigu di Tera
Doelstellingen
van “Stichting Beach Management Authority” (BMA)(art. 2)
Waar de BMA
statuten niet in voorzien.
Kortom de doelstellingen van BMA zijn zéér beperkt. Het gaat alleen om het commerciëel
gebruik van de stranden nog meer mogelijk te maken zodat die, zoals het
projectdossier zegt, nog meer bijdragen aan de ’economie’. Dit kan slechts als
de stranden primair een toeristische bestemming krijgen, de lokale markt is
immers alleen maar een kostenpost als de vrije toegang tot stranden voor de
bevolking wordt gehandhaafd. Dus moeten ‘recreatie’ en ‘verfraaiing’ vergroot
worden. Dit laatste moet volgens het dossier begrepen worden als recreatie en
verfraaiing voor de toerist. Deze is logischerwijze op zijn
beurt een commerciëel object voor de toeristenindustrie. De lokale culturele
beleving van het strand wordt daarmee aan de kant gezet want deze rendeert
immers niet. Het hele strand moet dus maar volgepropt worden met dingen waarvan
men aanneemt dat ‘de’ toerist die leuk vindt. Wat geen geld oplevert zal vroeg
of laat moeten wijken.
Omstandigheden waar
de overheid niet in voorziet
Zou er voldoende wetgeving wetgeving zijn, en zou men erop kunnen
vertrouwen dat er controle plaats vindt, dan viel het misschien nog mee met d
ebeperkte doelstellingen van de BMA. Helaas is dat niet het geval. De nodige
wet- en regelgeving bestaat niet of nauwelijks. Het gaat zelfs zo ver dat
overheidsdiensten en overheidsn.v.’s zich in hun werkzaamheden weinig of niets van
de nodige vergunningen (bijvoorbeeld m.b.t. milieu en ruimtelijke ordening) aantrekken.
Waar gaat het mis?
Al deze tekortkomingen in noodzakelijke wetgeving en beleid op
verschillende terreinen vormen een onzekere omgeving waarin een BMA moet
functioneren die zelf niet geleid wordt door doelstellingen die in deze hiaten
enigszins kunnen voorzien.
Voorts is de afstemming met andere diensten niet geregeld. Er is immers een
ruime belangenafweging vereist bij de vergunningverlening. Stel dat de BMA een
vergunning wenst. De aanvraag komt dan bij de betreffende dienst(en) terecht
waarvan de gedeputeerde ook nog toevallig de voorzitter van BMA is. Dit is een
zeer gevaarlijke situatie.
Samenstelling van
het Bestuur (art. 5)
De samenstelling van het BMA-bestuur is zodanig dat het Bestuurscollege in
de praktijk de dienst uitmaakt. De gedeputeerde is voorzitter; vervolgens telt
het bestuur twee ambtenaren; het Curaçao Tourism Bureau (CTB) dat onder de
gedeputeerde valt vaardigt er ook een vertegenwoordiger af; Carmabi die het van
overheidssubsidie moet hebben waarin overigens jaarlijks gekort wordt; de
duikersorganisatie CDOA en ten slotte een vertegenwoordiger van de vissers. De
pretentie is dat de BMA drie niet-ambtelijke en niet-politieke bestuursleden
telt (Carmabi, CDOA en een visser), maar deze zijn een minderheid en bovendien
worden ze benoemd en ontslagen door het BC. Deze bestuursleden kunnen dus
ontslagen worden en vervangen voor politieke benoemingen, en de betreffende
drie organisaties hebben daar niets over te zeggen. Er is niet aangegeven hoe
lang men bestuurslid mag blijven. Meegaande bestuursleden die het het BC niet
te moeilijk maken kunnen dus tot hun dood in het bestuur van het BMA blijven
zitten. Dit garandeert een 100% kritiekloos bestuur.
Met een gedeputeerde als voorzitter van BMA vindt vermenging plaats van
openbaar bestuur en een ‘onafhankelijke’ stichting. Als de gedeputeerde, tevens
voorzitter, iets over het werk van BMA zegt, zal altijd onduidelijk blijven of
zijn uitspraken gedaan zijn als gedeputeerde of voorzitter. De gedeputeerde
moet bovendien toezien op het werk van de stichting, dus ook op zichzelf. Dit
is een bespotting van de democratie. Het staat ook in flagrante tegenspraak met
deugdelijkheid van bestuur zoals de compatabiliteitsverordening aangeeft.
Het is verder de vraag of de portefeuilles economie en toerisme altijd door
één gedeputeerde zullen worden vervuld. Dat kan bij
wijzigingen tot grote complicaties leiden, vooral als de gedeputeerden van de
gescheiden portefeuilles economie en toerisme tot verschillende politieke
partijen behoren. In de huidige situatie bestaat deze moeilijkheid al omdat
verschillende bestuursleden onder verschillende gedeputeerden vallen. In de
praktijk blijken dergelijke constructies tot grote spanningen te kunnen leiden
waaruit ernstige vertragingen kunnen voortvloeien. Spanningen die binnen de BMA
ontstaan kunnen op hun beurt weer doorwerken naar het overheidsapparaat. Vooral
het aanbrengen van een hiërarchie tussen de overheidsdiensten binnen de BMA kan,
door de vereisten om primair economische doelen te dienen, aanleiding tot
spanningen geven. De spanningen binnen de BMA kunnen in het veld bijdragen aan
de reeds bestaande conflicten over kustgebruik en oplossingen bemoeilijken.
De afwezigheid in de BMA van een afstemming van
verantwoordelijkheden tussen de verschillende diensten en overige organisaties
zal onvermijdelijk resulteren in een aantal grote problemen die van meet af aan
politiek beslecht gaan worden, zeker omdat men niet gekozen heeft voor een
onafhankelijke, niet politieke voorzitter.
Het gunnen van bouwopdrachten en klusjes is al
jaren een methode om stemmen te werven. Aangezien de afstemming van
verantwoordelijkheden tussen de verschillende diensten niet is geregeld zal
getouwtrek hierover in de BMA, met een gedeputeerde als voorzitter, alleen maar
resulteren in politieke beslissingen.
De lidorganisaties van CDOA streven vooral een
economisch doel na dat in een aantal gevallen haaks staat op het traditioneel
gebruik van de kustwateren, met name door de lokale vissers. Verschillende
voorvallen illustreren de minachting uit deze hoek voor de lokale
visserijgewoonten en het is bekend dat sommige dive masters de toeristen
instrueren de kanaster’s kapot te snijden, zo ze het niet zelf doen. Ook voor
dit spanningsveld binnen de BMA bestuur zijn er geen regels gesteld.
De rivaliteiten tussen LVV en Carmabi over het
strandbeheer heeft het BC beslecht door LVV een sterkere positie in het BMA
bestuur te geven. Hiermee wordt de positie van Carmabi nog zwakker, zeker
gezien het eerder vermelde gegeven dat de subsidie voor deze stichting
jaarlijks op voorstel van LVV wordt verlaagd. Carmabi moet zich in het BMA
bestel schikken naar het hoofddoel van de BMA: de stranden opvatten als een
commercieel economische activiteit voornamelijk gericht op het toerisme. De
opmerkingen vanuit de politiek dat door de aanwezigheid van Carmabi in het
BMA-bestuur het natuurbelang gewaarborgd zou zijn zijn dus op zijn minst
misplaatst.
(art. 8) “Bestuursvergaderingen worden in de regel
gehouden op het Eilandgebied Curaçao.” Waarom in de regel? Dus nu en dan
niet? Met deze formulering worden uitstapjes voor de stichting mogelijk
gemaakt. Dat wordt een aardige kostenpost die op de een of andere manier
‘terugverdiend’ moet worden.
De directeur en overig personeel (art. 10)
Het gevaar bestaat dat met de wisseling van de politiek
hierin ook weer een wisseling plaatsvindt. Een termijn van twee jaar voor een
benoeming werkt politieke benoemingen in de hand.
Beloning (art. 5 lid 7)
“Er is geen beloning verbonden aan het uitoefenen
van een bestuursfunctie.” Deze formulering laat ruimte voor een (al dan niet
riante) onkostenvergoeding. Dat is een bekende truc om toch aan geld te komen
en leidt a priori tot verspilling en favoritisme.
Accountantsverslag (art. 13 lid 6)
Het accountantsverslag wordt ter inzage aangeboden
aan het Bestuurscollege. Slechts ter inzage, verder zijn er geen bevoegdheden
van het BC in deze genoemd. Door deze bepaling is geen enkele democratische
contrôle door de Eilandsraad mogelijk.
Tenslotte
Op een eventueel disfunctioneren van de bestuurders
van de BMA alsmede op de financiële handel en wandel van de stichting is geen enkele
democratische contrôle mogelijk. De burger kan bovendien in de gevallen van
overheidsn.v.’s en –stichtingen geen beroep doen op de Landsverordening
Openbaarheid van Bestuur (LOB) noch op de Ombudsman, zo is in de wet bepaald.
Er is ook geen democratische invloed mogelijk op
het beleid van de stichting. Immers het bestuur stelt samen met de Dienst LVV
de plannen op. Waartoe dergelijke onderonsjes kunnen leiden is met het huidige programmadossier,
dat op geen enkele wijze acceptabel is al duidelijk geworden.
Zoals eerder is aangegeven is er geen adequate
omgeving met wetgeving, regels, contrôle en handhaving om een verantwoord
strandenbeleid te voeren. Dit gebrek wordt niet opgevangen door het
internaliseren van de eerder genoemde verantwoordelijkheden met een bindende ‘Goed
Huishouden’ formule.
Er is op het eiland nog geen geschikte formule
gevonden voor goed bestuur van overheidsn.v.’s en –stichtingen. Uitbreiding van
dit systeem is gezien de bittere ervaringen in de laatste twee decennia hoogst
discutabel. Na lezing van de BMA statuten constateren wij dat behoorlijk
bestuur in deze stichting geen kans krijgt.
Kortom, de stichting zal door de samenstelling en
werkwijze alleen maar tot problemen leiden. De praktische taken van de BMA die
de betreffende gedeputeerde en zijn adviseurs steeds weer in de nieuwsmedia
herhalen, zijn niet veel anders dan wat de dienst LVV, maar dan met geringe
middelen, reeds doet. Het lijkt dan ook raadzamer om een overheidsdienst zoals
LVV een groter budget te bieden en zekere aanpassingen in de organisatie door
te voeren,zodat het onderhoud van stranden plaats kan vinden in afwachting van
een geheel nieuwe opzet van strandenbeleid en –beheer. Voorwaarde voor deze
nieuwe opzet is het afzien van de BMA en het Programmadossier dat door deze
stichting gerealiseerd zou moeten worden. De nieuwe opzet voorziet in ieder
geval in een uitgebreide participatie van de bevolking en een veel bredere
doelstelling.
Amigu di Tera
27 juli 2006